Altijd Blijven Lachen
Sunday, August 01, 2004
 
DEEL 1 - Een drama met één bedrijf

Klik hier voor deel 2 van Altijd Blijven Lachen, en hier voor meer (Griekse) foto's

Op deze site vind je mijn ervaringen als reisleider in Griekenland gedurende de lentemaanden van 1992 - een periode waarin voortdurend zo ontzettend veel gebeurde dat ik toen al besloot het allemaal op te schrijven. Hier staat alleen het eerste deel: de periode waarin ik voor "Solair" werkte, waarin alles fout ging wat maar fout kon gaan. Oftewel: 'Een drama met één bedrijf'.

Veel leesplezier,

Ruard Wallis de Vries

------------------------------

ALTIJD BLIJVEN LACHEN

DEEL 1 - Een drama met één bedrijf


Athene: de Romeinse Agora Posted by Hello

Als je een relatie hebt met iemand uit het buitenland en het blijkt menens, komt vroeg of laat de vraag naar boven: waar gaan we ons vestigen? Voor mijn Griekse vriendin en mij werd het ook tijd die knoop door te hakken. We hadden elkaar in onze studententijd ontmoet en niets was vanzelfsprekender dan ook daarna samen verder te gaan. Zij had een Hollandse winter overleefd, en ik de zomerhitte van Athene. Beide landen leken ons goed genoeg, en aan reislust had het ons nooit ontbroken. Wat we bedacht hadden was simpel en logisch: diegene die het eerst werk zou vinden, mocht bepalen waar we zouden gaan wonen. Dat was althans wat we tegen familie en vrienden zeiden. Want tussen ons beiden waren we het er over eens dat er maar één bestemming kon zijn: Griekenland.
Al vanaf mijn eerste bezoek aan Griekenland wist ik dat dit het land voor mij was. Op het moment dat ik dit schrijf, twintig jaar nadat ik wakker werd op het bovendek van de veerboot Elli die vanuit Brindisi de kust van Corfu naderde, kan ik me nog zonder enige moeite dat moment voor de geest halen. Het was 7 uur ’s ochtends en mijn vrienden lagen nog te slapen in hun middelbare school slaapzakken. Ik richtte me op en zag links de hoge, ruige bergen van Albanië en rechts de lieflijke, groene heuvels van Corfu. Het was adembenemend mooi – het mooiste uitzicht dat ik tot dan toe gezien had.
De schrijver Lawrence Durrell heeft pagina’s en pagina’s aan die bewuste ervaring besteed – het vanuit Italië binnenvaren van het nauw van Corfu – en komt tot de conclusie dat die overweldigende ervaring vooral wordt veroorzaakt door dat licht. Dat Griekse licht. Ik geef er zelf de voorkeur aan niet te veel te willen verklaren – veel pogingen daartoe zijn al stukgelopen, en uiteindelijk ben ik tot de conclusie gekomen dat het mooie aan die liefde voor Griekenland nu juist is dat ze voor een groot deel onverklaarbaar is.
Het was dus maar goed dat mijn vriendin als eerste een baan vond, in een taalinstituut in de oude Atheense wijk Plaka. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ze bijna een jaar eerder dan mij af was gestudeerd en, ook niet onbelangrijk, een appartementje vlak onder de Akropolis aan het inrichten was. Zodra ook ik mijn bul binnen had – ik slaagde erin de procedure rond mijn eindscriptie te versnellen door een leugentje op te hangen over een stage in Athene – trok ik met een paar koffers en een vol verwachting kloppend hart naar Athene. Nog één laatste schaduw hing er over mijn Griekse toekomst: de dienstplicht. Op mijn achttiende was ik geheel en al goedgekeurd en nu ik was afgestudeerd zou ik in principe onder de wapenen moeten. In principe, ja. Want mijn vriendin en ik hadden in Nederland een samenlevingscontract afgesloten, dat me op de een of andere manier tot kostwinner bombardeerde. Veel ethische vragen heb ik me bij deze procedure nooit gesteld; het ging erom dat ik uit dienst zou blijven, en als dat nodig mocht zijn zou ik zwaarder geschut inzetten. Toen ik koud twee weken in Athene was kwam de brief van Defensie: ik was inderdaad buitengewoon dienstplichtig verklaard. Het was november 1991 en de toekomst lag wijd open. Of, zoals een Griekse kennis het zei die nog twee jaar dienstplicht voor de boeg had: “You are a hell of a lucky guy.”
De eerste tijd in Athene werkte ik hard aan mijn Grieks. Het was nog lang niet goed genoeg om me tussen de Grieken staande te houden, maar dat was uiteindelijk wel het doel. Want ik was op zoek naar werk in Athene, het liefst passend werk. Ik was nu immers doctorandus in de Politieke Wetenschappen, met als specialisatie Internationale Betrekkingen en een eindscriptie over de Griekse toetreding tot de EU. In die periode studeerden ook de meeste van mijn vrienden in Nederland af, en de een na de ander vond een baan. Studentenkamers werden verruild voor appartementen, fietsen voor auto’s. Ik had natuurlijk een minder voor de hand liggende weg gekozen – ik was pats boem geëmigreerd naar een land waar ik de taal nog niet goed van sprak en waar de academische banen niet bepaald voor het oprapen lagen. Ik had daar nog niet veel over nagedacht; ik was verliefd, pas afgestudeerd en dolblij om in Athene te zijn. Ik had een loodzware electrische typemachine door de douane gezeuld, want ik wilde schrijven. En reizen. Maar dat reizen doe je niet zomaar als je een vriendin hebt met een drukke baan. En dat schrijven, dat schoot ook niet erg op. Het zou vast een stuk beter gaan als ik eerst het een en ander ging meemaken in mijn nieuwe land. Zo voelde ik al vrij snel een zekere druk om aan het werk te gaan. Want, zo zei ik tegen mezelf, door een Griekse baan zou ik mijn nieuwe land van een hele nieuwe kant leren kennen.
Maar hoe een baan vinden in de Atheense jungle? Ik jogde vaak over de heuvels rondom de Akropolis. Van daar af zag de stad eruit als een eindeloze, onontwarbare kluwen beton, wat vrij precies de ingewikkelde sociale structuur van de Grieken weerspiegelde. Hoe zou ik daar ooit tussen kunnen komen? Ook Griekse vrienden met stapels diploma’s klaagden erover: je moest iemand kennen op de juiste plek. Je moest een plan A hebben en een plan B. Nu, veel concrete plannen had ik niet, behalve het zo snel mogelijk Grieks leren. Ideetjes waren er wel: ik probeerde een tijdje Nederlands les te geven aan de collega’s van mijn vriendin, maar dat werd een teleurstelling. Het waren linguïsten, die me al snel theoretische vragen over de structuur van het Nederlands begonnen te stellen, vragen waarover ik nog nooit had nagedacht. Ik leerde ze “ik ben moe” te zeggen, wat ze bijzonder grappig vonden klinken en dus ook eindeloos herhaalden. Na drie lessen hielden we ermee op – Kostas is me nog steeds 1000 drachmen schuldig, trouwens. Ook zei iemand dat ik misschien modellenwerk zou kunnen doen. Ik moest heel hard lachen toen ik het hoorde, en ben er nooit serieus op ingegaan. Later heb ik er nog wel eens aan teruggedacht, als er weer zo’n sigarettenadvertentie vol blonde mannen en vrouwen langs de Griekse snelweg werd opgehangen.
Wat misschien meer perspectief bood was het adres van de correspondent van het NRC Handelsblad, dat ik bij het Foreign Press Office had opgevraagd. Met de overmoed van een pas afgestudeerde had ik al uitgerekend dat hij ondertussen tegen zijn pensioen aan moest zitten. Dat zette ik uiteraard niet in de brief die ik hem stuurde. Ik kreeg een hele aardige brief terug met zijn telefoonnummer erin. We spraken af te gaan lunchen. Het werd een boeiende middag – de man bleek een wandelende encyclopedie van Griekenland, en nadat hij me wat inleidende vragen had gesteld begon hij breedvoerig uit zijn onmetelijke repertoire te putten. Het was machtig interessant geweest - vier decennia Griekse verhalen in nog geen vier uur tijd en hij betaalde voor het eten.
Daarna nam hij me mee naar een populair muziekcafé waar rebetikomuziek gespeeld werd. Iedereen kende hem daar, de muzikanten, de gasten en ook de baas. Een oogverblindende zangeres kwam direct op hem af, zoende hem en nodigde hem uit om vanavond met haar mee te gaan naar haar optreden – de correspondent vertaalde het vriendelijk voor me. De zangeres gaf ook mij een stralende lach, maar ik kreeg geen uitnodiging. Nu de conversatie in het Grieks werd gevoerd moest ik alle zeilen bijzetten, en nog ontsnapte me het meeste. Het was een ervaring die ik de laatste weken vaak had gehad, en voor de zoveelste keer vroeg ik me af of er geen machientje bestond dat de woorden zo’n draai gaf dat ik in één klap alles zou kunnen verstaan, en die het me mogelijk zou maken om al die dingen die me op de tong brandden in vloeiend Grieks te kunnen zeggen.
Toen het tijd werd om op te stappen, bood ik de correspondent aan om de fles wijn te betalen die we samen hadden opgedronken. “Vijf”, zei de vrouw achter de kassa. Vijfhonderd drachmen, nam ik aan, in die tijd ongeveer 2 euro. Dat betaalde je in een Griekse taverna voor een fles. Zo niet in dit muziekcafé. Het moesten er vijfduizend zijn. Zoveel geld had ik niet bij me, en ik was gedwongen de correspondent te vragen om het bedrag bij te passen. Dat deed hij in een veelbetekenende stilte. Al vanaf het begin van onze ontmoeting was het duidelijk geweest dat ik voorlopig nog niet toe was aan enig correspondentenwerk in Athene. Ik moest maar eens richting ambassade, vond hij. "Ga er met Zevenbergen praten. Hij is persattaché van de ambassade. Aardige man."
Bij het afscheid nemen zei hij me nog twee dingen: “We doen nog wel eens wat.” En: “Je moet nog wel veel leren hoor.”

Maar ik ging naar de ambassade en inderdaad, Zevenbergen was aardig. We dronken koffie met een geïmporteerd chocoladekoekje van Verkade en praatten wat in het luchtledige over het Griekse leven. Maar toen ik begon over de Griekse boycot van Nederlandse producten naar aanleiding van de kwestie Macedonië vroeg hij ineens wat hij voor me kon doen. Ik legde dus mijn verse afstudeerscriptie op tafel en vertelde hem over mijn Griekse vriendin en het appartement vlak onder de Akropolis. Dat hoorde hij met een stille glimlach aan. Daarna braht ik hem op de hoogte over mijn ontmoeting met de Nederlandse correspondent. Zevenbergen hapte nog steeds niet. Dus vroeg ik hem of het waar was dat er zo nu en dan tijdelijk ambassadepersoneel werd aangetrokken. Hij vertelde me dat dat enkel gold voor het Griekse personeel dat af en toe vertalingen of baliewerk deed. En hij begon de officiële selectieprocedure voor jonge academici bij Buitenlandse Zaken uit te leggen, waarvoor je in Den Haag moest zijn. Dat was nu net wat ik niet wilde horen. Maar hij noteerde mijn adres en gaf me een pakketje informatie mee. Dat bevatte onder meer een A4-tje over een Nederlandse bibliotheek en het wekelijkse theekransje van de Nederlandse ambassadevrouwen - beide op hetzelfde adres. Het leek Zevenbergen zelf ook te spijten dat hij niet meer voor me kon doen; bij het afscheid opperde hij dat ik het "de eerste tijd" ook eens in het toerisme kon proberen, als reisleider bijvoorbeeld: "Helemaal geen kwade zet als je je wilt voorbereiden op de selectieprocedure van BZ."
Reisleider! Ik stond te popelen om reizen te gaan maken, maar reisleidertje spelen? Direct kwam me die stille Duitse jongen voor de geest, die de toeristen begeleidde op het plezierbootje dat vanuit Lefkas een daily cruise deed. Hoe hij er door de barse kapitein op uit gestuurd was om kotszakjes uit te delen. Die hij daarna gevuld en wel met een gekwelde blik weer in ontvangst nam. Hangend over de achterplecht spoelde hij ze daarop af met zeewater - de tocht was nog lang, de golven hoog en het aantal zakjes te beperkt om weg te gooien. Reisleider! Het slaafje van de toeristenindustrie, een gewillig instrument in de handen van Griekse kapiteins en buschauffeurs. En ik zou dat moeten gaan doen? Van z'n lang zal ze leven niet!

Toen ik een paar dagen na het gesprek met Zevenbergen naar de geldautomaat liep - om mijn banksaldo tot op het bot toe uit te benen - werd me op het Syntagmaplein de weg versperd door een grote bus. De deuren gingen open en voor ik er erg in had stond ik midden in een groep landgenoten op leeftijd. Een Linda de Mol-stem klonk op uit hun midden: "Dames en Heren! Deze kant uit graag! We gaan de Plaka in voor de lunch. Over tien minuten zijn we bij taverna Roof Garden!" De bezitster van de stem, een meisje met kordaat blond haar en een geprononceerd Hollands bovengebit, hield een kleurige paraplu in de hoogte, hoewel het niet regende en het daar ook geen enkele schijn van had. Ze droeg een smetteloos witte blouse en een keurig blauw rokje kuis tot net over de knieën. Op het gele sjaaltje om haar nek stond: 'OAD'.
Terwijl ze met haar groep de Plaka inliep, licht heen en weer zwaaiend met haar paraplu, bekeek ik het bonnetje met mijn Nederlandse banksaldo. Geen Roof Garden voor mij voorlopig, laat staan dat ik het geld had om nu eens echt iets van dit land te zien. Reisleider? Helemaal geen kwade zet misschien.


 Posted by Hello

Overqualified

Op de dag dat ik Bonty zou ontmoeten was ik klaar om elke mogelijke baan te accepteren. De Atheense winter was niet wat ik ervan verwachtte: ik had geen geld, het miezerde voortdurend en als de zon eens scheen spurtte ik naar buiten en liep een verkoudheid op. Het Grieks leren ging me niet snel genoeg en mijn vrienden schreven nauwelijks terug. Ik wilde schaatsen kijken, want er waren Olympische Winterspelen aan de gang - die van Albertville, in de Franse Alpen. Maar alleen het Institut Français had plichtmatig een TV in het cafeteria neergezet dat de helft van de tijd – hoe toepasselijk – op sneeuwbeeld stond. En toen de Griekse TV dan eindelijk twee minuten aan het schaatsen besteedde won een voormalige Oostduitse de 3.000 meter.
Internet, e-mail en mobiele telefoons waren nog niet in zwang. Dit was het Athene van voor de metro en de grote openbare werken die de stad een min of meer menselijk gezicht zouden teruggeven. Athene stonk, rommelde en was ook nog eens een keer heel onvriendelijk tegen buitenlanders, Nederlanders in het bijzonder; onze Minister van Buitenlandse Zaken had een paar foute opmerkingen gemaakt over de erkenning van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. De Grieken moesten niet zeuren, daar kwam het op neer. Het populaire Griekse radiostation Sky kondigde per direct een boycot van Nederlandse producten af. Het was een doorslaand succes: de melk, de kazen en het vlees bleven onverkochte liggen. De Telegraaf riep moord en brand, want het kostte Nederland miljoenen per dag. Dat niet alleen, ik merkte ook een kriegelige stemming bij de mensen om me heen als het onderwerp ter sprake werd gebracht. Ik kwam er op een ruwe manier achter dat Griekenland meer was dan een zonnig vakantieland; het bleek ook een Balkanland te zijn, met onzekere grenzen, licht ontvlambare conflicten en een fenomeen dat ik nog nooit aan den lijve had ondervonden: nationalisme.
Deze ontwikkelingen hadden me gesterkt in mijn besluit om iets in de reiswereld te zoeken – Ik was er niet meer zo heilig van overtuigd dat mijn toekomst in dit land lag, en ik wilde hoe dan ook eens uit Athene, om het land te zien. De enige manier om dat zonder geld te doen was, heel simpel, een manier te vinden om betaald te worden om te reizen. Ik besloot me te concentreren op Nederlandse reisorganisaties die in Griekenland actief waren - als het even kon wilde ik vermijden om voor een Griekse baas te werken. Ik schreef een dozijn brieven naar de OADs en de Holland Internationals van deze wereld, waarin ik flink opschepte over mijn kennis van taal en land, weinig moeite deed mijn status als jonge academicus te verhullen en als uitsmijter vermeldde dat mijn vriendin Griekse archeologe was. Ik kreeg vijf brieven terug, waarvan er drie positief waren, wat wil zeggen: ze zouden me bellen als er een vertegenwoordiger in Athene langskwam. Ik wachtte af.
Ondertussen had de moeder van mijn vriendin een Engelstalige advertentie uit de krant gevist: “Diplomatic Travel zoekt Engels sprekend persoon voor kantoorwerk”. Dat zou dan wel een Griekse baas zijn, maar ik kon er tenminste Engels spreken. Ik vertaalde mijn CV naar het Engels en stuurde het op. Drie dagen later belde Bonty Escalion, een dame met een verrukkelijke Southern drawl. “Sure Ruard, we would like you to come by.” Ik was al op weg.

Op weg naar Bonty kreeg ik zelf ook in de gaten hoe nerveus ik was. Athene scheen weer eens niet mee te willen werken: de trolley schoof langzaam door de eindeloze file, zo langzaam dat het met de minuut duidelijker werd dat ik mijn afspraak ging missen. Ik kreeg het benauwd en wurmde me uit het propvolle gevaarte, de regen in. Een taxi dan maar. Nog een geluk dat ik vlak bij het Hilton moest zijn, anders zou het een stuk moeilijker geweest zijn een willige chauffeur te vinden. Maar veel sneller dan de bus ging de taxi niet. Het taxiklokje gaf vijf over vier aan: ik was officieel te laat.
Bij het bellenbord zocht en vond ik ‘Diplomatic Travel’. Ik aarzelde. Waar was ik nou helemaal mee bezig? Kon ik niet beter terug naar Nederland, me als werkloze laten inschrijven, een uitkering aanvragen en het op een solliciteren zetten? En dan over een paar maanden ergens achter een prettig opgeruimd bureau plaatsnemen in een goed verlichte kantoorruimte. Fijne collega’s en een babbel bij de koffie. De vrienden voor het weekend, Griekenland wanneer het maar kon. Het leek me voor het eerst een veilige, aantrekkelijke optie. Maar verdomme, zo snel moest ik het ook weer niet opgeven! Wat wilde ik nou? Na twee maanden met de staart tussen de benen terug naar mijn ouders? Ik had tot nu toe alleen nog maar geroken aan dit land, ik wilde er nou ook wel eens iets echt belèven. En mocht dat me niet overtuigen: had ik zin om mijn vriendin alleen tijdens de vakanties te zien? Nee toch? Dus niet zeiken, aanbellen!

Bonty was een Grieks-Amerikaanse van rond de veertig. Een hoop plamuur op haar gezicht, een professionele smile om een mond die stevig vastgebeiteld zat tussen haar ronde wangen. Modern interieur in een vrij kleine ruimte. Tina Turner uit vier, vijf minuscule zwarte speakers die aan het plafond hingen. Well, Ruard…. Dat ik te laat was gaf niets, het was haar niet eens zo opgevallen. Ze beschreef de functie die vacant was zo indrukwekkend mogelijk, maar mijn CV sloeg er toch flinke kraters in. Yeah, you see, it’s basically as follows…. Ze zochten een manusje van alles om de telefoon en de telex te bedienen als Bonty naar het vliegveld was voor een transfer. Maar als ik wilde mocht ik ook best transfers doen. Ze trippelde mijn CV langs, waar ze met haar accentueerstift al eens overheen was gegaan. Mooi dat ik nog wat extra talen sprak. Ja, het salaris zou in het begin niet al te hoog zijn. Het basissalaris. We are a small company, you know. We namen hartelijk afscheid. Ze zou me nog bellen. Goodbye to you, Ruard.
De weg terug naar huis besloot ik te gaan lopen, om alles wat ze gezegd had rustig te laten bezinken. Moest ik de hele Atheense zomer lang Bonty’s assistentje spelen? Een paar weken zou het heus wel uit te houden zijn. Ik zou een paar practische dingen leren uit het reisleidersvak, en tegen de tijd dat het toeristenseizoen aanbrak, waren er vast interessantere aanbiedingen voorhanden. Ik vroeg eens in het rond naar het Griekse basissalaris. Dat bleek een stuk lager te liggen dan een Hollandse werkloosheidsuitkering. Maar daar voor de deur bij Bonty had ik mijn besluit genomen: ik bleef.

Er kwam al een tijdje geen reactie binnen op mijn Nederlandse brieven. De oogst was nog onzeker: de mensen die hadden geschreven mij te willen zien hadden Athene blijkbaar nog niet aangedaan. Voordat ik zelf iets ondernomen had, hing Bonty alweer aan de lijn. Of ik weer langs wilde komen, dit keer om met haar compagnon te praten. Ik zat namelijk bij de laatste drie kandidaten, moest ik weten. Dat gaf mijn ego net het zetje dat het nodig had. In een goede stemming strikte ik mijn das weer om en nam een snelle Trolley richting Hilton. Het was lente in februari en Athene scheen weer mee te willen werken.
Bonty’s compagnon was een Griek van het zeer prettige soort. Hij gaf me wat Engelse en Duitse tekstjes die ik heen en weer mocht vertalen. Ha! Een leuk werkje! Hij vroeg me hoe serieus ik was in mijn voornemen het toerisme in te gaan. Op die vraag hadden we thuis geoefend: “Ik wil dit jaar vooral ervaring opdoen. Het water testen. En als het me goed bevalt wil ik er graag carrière in maken.” De Griek glimlachte en begon op vaderlijke toon uit te leggen hoe belangrijk het was om de klant een goed product te bieden. “Vergeet niet dat ze het hele jaar hard voor hun vakantie hebben gewerkt!” En voor ons reisleiders, touroperators en gidsen gold de gulden regel uit Bassie en Adriaan. “Wat er ook gebeurt: altijd blijven lachen!”
We namen afscheid met een glimlach – van mijn kant was die in elk geval gemeend.

Kort daarna belde Bonty me op. “I’m so sorry Ruard, maar we hebben iemand anders genomen.” Ik was, zo zei ze, overqualified. Ik had het wel gedacht. Bonty had gewoon een typmiep nodig, geen moeilijk gedoe, iemand die niet bij de eerste de beste gelegenheid de vlucht zou nemen. Een week lang gebeurde er niets. Toen belde Bonty weer op: “Still looking for a job Ruard?” Ik kon de week erop beginnen!
Uit de woorden van haar compagnon maakte ik het volgende op: ze hadden er nog eens uitgebreid over nagedacht en als ik zo gek was om op hun voorwaarden in te gaan, nou, dan graag; Bonty kwam het prima uit. De eerste tijd voor 70.000 drachmen (toen 300 euro) in de maand, hoewel het basissalaris eigenlijk op 80.000 lag. Maar het seizoen was nog pril en de inkomsten onzeker, daar had ik vast begrip voor. Ik moest even slikken, maar had het begrip. Want ik had een baantje, en dat was nu even het belangrijkste.

Drie dagen voor ik bij Bonty zou beginnen ging de telefoon. Mijn vriendin nam op en trok een vreemd gezicht. Ze zei in het Grieks: “Ja, hij is hier.” Ze gaf me de hoorn en fluisterde erbij dat het hier een of andere Hollander betrof. Ene Jan. “Praat hij Grieks?”, mimede ik. “Jaaaa!”, deed ze geluidloos. “En goed ook!”
Daarna volgde mijn eerste gesprekje met Jan de Brouwer. Hij werkte voor SolAir Reizen en was hun agent in Athene. Hij had mijn brief via SolAir Nederland ontvangen en zou me liefst zo snel mogelijk eens willen zien. Binnenkort zou hij naar Kreta verhuizen, en ze hadden dringend iemand nodig om in Athene de zaken te behartigen. Waaruit die zaken dan wel bestonden kon hij me het beste die middag al uitleggen. Ik lette niet alleen op wat hij zei, maar ook op hoe hij het zei. Hij praatte direct en snel, om niet te zeggen gestresst. Zo praatte een Nederlander dus die al meer dan tien jaar in Griekenland woonde. “Besef je dat je in Nederland meer kan verdienen door je hand op te houden bij de Sociale Dienst?”, was één van de eerste dingen die hij me vroeg.
Toen ik voor de deur van het adres stond dat Jan me geven had, duurde het even voordat ik het bordje SolAir gevonden had. Meer dan een klein stickertje was het niet, dat half over een enorm bord van Mangas Travel geplakt was. Dat had Jan me al verteld, dat hij gehuisvest was op het kantoor van een meneer Mangas. Toen ik nog eens keek zag ik dat een gedeelte van het SolAir stickertje was afgedekt met een reep witte plakband. Maar je kon nog lezen wat er achter stond: “Wij kennen Turkije. Vandaar”.
Ik liep de trap op naar Mangas Travel, een stuk zelfverzekerder dan toen voor de deur bij Bonty. Ik had haar nu achter de hand, en bovendien zou ik eindelijk weer eens met een landgenoot gaan praten, die blijkbaar om me zat te springen. En inderdaad, Jan duwde me bijkans het kantoor binnen, zette me op een stoel en begon te praten. Hij was een wat pokdalige mid-dertiger, zijn staccato Nederlands doorspekt met Griekse vloeken: "Ja kijk, ik verhuis dinsdag naar Kreta. Daar zit het meeste werk, zie je. En Nederland had me verdomme een maand geleden al toegezegd dat ze iemand hadden voor Athene. En ik hoorde maar niks, totdat ik dit hier van ze kreeg." Daarop haalde hij een verfrommelde brief te voorschijn, die ik een paar weken eerder naar SolAir Nederland had gestuurd. Mijn CV afspeurend zei hij, wat verongelijkt: "Ik heb ook gymnasium gedaan hoor."
En toen begon hij te mitrailleren: “Je doet het dus? Echt? Mooi. Luister. Vanaf april zijn er rondreizen. Die ga je doen. Betaalt goed. Mykonos, Santorini, Kreta. Pelopponnesus, Delphi, tot aan Meteora toe. Heb je je al ingelezen? Ja? Hier, lees dit dan maar eens. Scholte’s Griekenland. De bijbel. Staat alles in wat je moet weten. Tussendoor ga je transfers doen. Op en neer van het vliegveld naar de hotels. Glyfada, Nea Makri, daar hebben we een hoop gasten. Vangt ook goed geld. Jammer dat Lambros er niet is. Meneer Mangas. Weet je wat, kom maandag terug, dan stel ik je aan hem voor. Praat ik je ook meteen bij over de draaiboeken voor de tours. Kun je met een telex overweg? Doen we maandag ook. Klote-apparaat, werkt de helft van de tijd niet. Hoe snel typ je? Hoe lang ken je je vriendin al? Hebben jullie al trouwplannen?”
Het duizelde me toen ik buiten kwam. Maar tegelijkertijd wist ik het: hier had ik op gewacht.

Eenmaal thuisgekomen belde ik meteen met Bonty. Ze was een paar seconden stil, daarna kwam een klaaglijk “Oh my Goooood!”. Maar ze herstelde zich snel en zei dat ze het begreep. Dat ik haar altijd kon bellen voor het geval ik me bedacht. Ik bedankte haar en zei dat ik dat zou onthouden, al wist ik zeker dat ik dat geen moment meer in overweging zou nemen. Ik ging Griekenland zien! Ik ging op reis en ik ging ervoor betaald worden!


 Posted by Hello

Altijd Blijven Lachen

“Ja, wanneer komt die telex nou binnen? Je moet dat wel kunnen vanaf morgen hè, een telex versturen. Maar die kankermachine doet het weer eens niet. Heb je de formule voor ‘send’ opgeschreven? Ja? Weet je het zeker?”
Een regenachtige maandagavond in februari, het kille kantoor van Mangas Travel in het betonnen hart van Athene. De dag was begonnen onder een slecht gesternte: ik had om moeten lopen omdat de brede weg om de Akropolis helemaal was afgesloten. Daar was die nacht een bom afgegaan onder een politiebus. Dat was dus de doffe knal waarvan we wakker warenn geworden. Ik had in mijn halfslaap aan mijn vriendin gevraagd of de ijskast misschin was omgevallen. Zij wist wel beter, zij woonde hier al langer.
Onderweg begon het ook nog eens te regenen, zo hevig dat ik een winkel in had moeten duiken om mijn eerste Griekse paraplu te kopen. Toen ik aankwam op kantoor had ik, nog voordat ik me aan iemand had kunnen voorstellen, de paraplu uitgeklapt om hem te laten drogen. Toen ik opkeek zag ik dat het voltallige personeel van Mangas Travel me met verschrikte bewegingen duidelijk probeerde te maken die paraplu zo snel mogelijk weer in te klappen. “Bad luck! It brings bad luck!”, riepen ze in koor.
Jan had me meteen over me ontfermd: hij had precies één dag de tijd om me in te werken als zijn opvolger, en deed zijn uiterste best om meer dan tien jaar reisleiderservaring in een werkdag te proppen. Geen detail sloeg hij over. Hoe houd je een bordje omhoog op het vliegveld. Hoe geef je de sleutels aan de gasten bij aankomst in een hotel. Hoe verdeel je de fooien tussen jou en de chauffeur. Hij gaf me lijsten telefoonnummers: lokale gidsen, hotels uit de C-klasse, ziekenhuizen, goeie restaurantjes langs de weg. Mijn hoofd tolde en mijn rechterhand deed pijn: In één dag had ik een heel blocnote volgeschreven. Toen ik laat die avond thuiskwam schrok mijn vriendin van me. In de spiegel zag ik waarom: een lijkbleke, magere kop waar de sigarettenrook nog vanaf sloeg.

Terwijl ik samen met Jan ingespannen naar het telexscherm zat te turen hoorde ik achter me beroering ontstaan: een forse, bebaarde man was met een Chaplin-achtige motoriek kunstjes aan het doen tussen de bureaus - met mijn gloednieuwe paraplu. Ik was niet in de stemming voor grapjes en begon: "Sorry, could you...", maar Jan suste me direct: "Trek je er maar niets van aan, hij geeft altijd alles terug."
Maar wie was die dansende imbeciel die nu aan het proberen was om mijn paraplu op zijn ontzagwekkende Griekse neus in balans te houden ? Niemand in het kantoor besteedde ook maar enige aandacht aan hem, hoewel hij de paraplu ook nog uit had geklapt. Daar zag ik hem een klein kamertje inlopen en achter een groot eikenhouten bureau plaatsnemen - de paraplu nog steeds in zijn hand. Het zou toch niet...? Hij schreeuwde een naam: "ELENI!!" Als op commando stond een meisje op en liep naar hem toe. Jawel hoor. Die dansende imbeciel was meneer Mangas himself.
Jan begon me nu op een nogal samenzweerderige toon uit te leggen dat de sfeer hier pico bello was en dat Mangas best meeviel in het gebruik. Wat het werk betrof, SolAir had dringend een reisleider nodig voor de rondreizen die vanaf volgende maand op het programma stonden. Plus de transfers voor de klanten die in de buurt van Athene een hotelvakantie geboekt hadden. Toen ik Jan vertelde dat ik geen rijbewijs had moest hij hard vloeken. Of ik dat dan snel kon halen, want over een week of vier, vijf zouden de eerste gasten arriveren.
"JANNI!", bulderde het vanuit het kantoortje. Jan riep om even geduld en vroeg toen snel wat ik dacht te gaan verdienen. Ik antwoordde met de vraag wat Jan ongeveer verdiende. Dat bleek omgerekend zo'n zeshonderd euro schoon per maand te zijn. Bovendien zei hij dat je tijdens de rondreizen er "vijf per dag" kon bijverdienen. Ik nam maar aan dat hij vijfduizend drachmen bedoelde, en niet vijfhonderd. Dat klonk niet slecht, zeker als je bedacht dat ik bij Bonty nog niet eens de helft van dat bedrag zou hebben verdiend. Vlak voor we bij Mangas naar binnen gingen fluisterde hij nog: "Mondje dicht over dat verdomde rijbewijs!".

Zijn naam was Lambros Mangas, directeur van zijn eigen Mangas Travel. "Self-taught the hard way", zoals hij trots in zijn Engelstalige brochures vermeldde. Een ongelikte beer van grote omvang, een authentieke Griekse kolos. Zijn motto stond op een knalgeel bord dat achter zijn brede bureau hing, pal in het zicht van de bezoeker: "New Management Directive: No Work? Fired!" Hij nam me op met een mierzoete glimlach en vroeg Jan in het Grieks of het ooit wel iets met dat jochie zou worden. Jan kon hem direct vertellen dat ik de juiste man leek te zijn voor de job en dat ik trouwens ook al redelijk goed Grieks verstond. "Right", hernam Mangas onverstoorbaar. Daarop boog hij zich naar me toe en vroeg, bijna zonder adempauze: "Heb je een rijbewijs? Hou je van je vrouw? Ben je van plan in Griekenland te blijven? Heb je altijd een paraplu bij je?" Toen ik het spervuur zonder stotteren was doorgekomen (inclusief het leugentje over het rijbewijs) leunde Mangas grijnzend achterover in zijn buitenmodel directeursstoel en begon te orakelen over hoe multi-inzetbaar iedereen op zijn kantoor was. Hoezeer hij stond op flexibiliteit van alles en iedereen. Want het toerisme, dat was zo flexibel als… hier liet Mangas zijn knoestige rechterhand op en neer gaan, spelend met een denkbeeldige jojo. Hij vroeg of ik in het leger gezeten had. Jammer, anders zou ik wel weten waarmee ik het werk in de toeristenbusiness kon vergelijken. Het ene jaar gouden bergen, het jaar daarop nog geen droog brood. "En in dat geval mag je de hele dag koffie voor me zetten."
Toen vroeg hij me aan welk salaris ik had gedacht. Ik dacht snel na. Zou hij weten dat ik maar bar weinig keus had? Ik moest hier geen fouten maken, en dus deed ik dat prompt: ik antwoordde dat ik in ieder geval meer dan het minimumloon wilde gaan verdienen. "Dat is dan geregeld," zei Mangas onmiddellijk: "het minimumloon plus de dagvergoedingen. Right?" Met een kort knikje maakte hij een einde aan het gesprek, maar niet nadat hij mij mijn paraplu aan had geboden. Toen ik hem wilde aanpakken, trok hij even zijn hand terug en zei: "Regel nummer één: altijd blijven lachen - keep smiling, always. En let voortaan wat beter op je paraplu. Een beetje reisleider kan niet zonder. Right? Right!"
En pas toen kreeg ik 'm terug.

Niki's klacht

"Het is toch godgeklaagd? Ik betaal me hier blauw om me een beetje door zo'n malákas van een reisleider te laten uitkleden! Drie dagen hebben we nou al rondgereden en het enige wat ik gehoord heb zijn die rampzalige cassettebandjes van de chauffeur. Ik bedoel maar: één uurtje in Mistras, da's nog niet eens genoeg om van boven naar beneden te lopen. En dat die grotten gesloten waren had-ie misschien al even kunnen checken vóórdat we er aankwamen…"

Niki zat zich boos te maken op de achterbank van een toeristenbus die drie dagen lang het zuiden van de Pelopponnesus had doorploegd - een excursie van het soort dat Lambros Mangas exclusief voor zijn Griekse klanten organiseerde. Ik was mee als verstekeling - een goedmakertje voor het feit dat Mangas niet van plan was geweest me te betalen voordat er SolAir-rondreizen georganiseerd zouden worden. De dag nadat Jan zijn hielen had gelicht was hij het me in hoogsteigen persoon komen vertellen: tot de eerste rondreis was er geen werk. Dat betekende nog ruim een maand wachten. Ruim een maand zonder salaris.
Mangas zag mijn teleurstelling en kwam direct met een plannetje. De periode tot en met de eerste rondreis doopte hij om tot mijn stage. Ik kon gaan en staan waar ik wilde, en mijn licht opsteken bij hem en zijn personeel. Aan het einde van die periode wilde hij me een reisje aan bieden – “with your wife, if she wants to”. Dat trok me over de streep. Eigenlijk zat ik ook liever niet in dat van sigarettenwalm vergeven kantoor van Mangas. Ik wist dat ik hoe dan ook in april op reis zou gaan. Dat moet ik voor ogen houden, dan zou het echt beginnen.
Tijdens mijn stage ging ik bijna dagelijks bij Mangas, soms alleen voor een kop koffie en een babbeltje met zijn personeel. Als ik iets geleerd had de afgelopen weken was dat ik nergens zeker van kon zijn, dus leek me beter om hem voortdurend te confronteren met het feit dat ik nog bestond. De rest van de tijd had ik thuis lezend doorgebracht. Het had effect gehad: toen ik de excursiebus instapte – with my wife, inderdaad - kende ik de 10 werken van Heracles èn de 7 van Theseus uit mijn hoofd, kon ik de rijtjes nimfen, gratieën en halfgoden zonder mankeren opdreunen, wist ik met wie Zeus het allemaal wel niet gedaan had en waar ze me ook zouden droppen, als er een paar oude zuilen in de buurt waren zou ik gaan praten.
Des te schokkender was het om te zien hoe reisleider Kostakis er tijdens de Mangas-excursie met de pet naar gegooid had. Onderweg was hij niet van plan geweest veel woorden vuil te maken aan waar we naar toe gingen en waar we zoal aan voorbij reden. Alleen toen we een pas geopende autoweg opreden begon hij in details te vertellen hoeveel deze weg gekost had en hoeveel reistijd het ons zou besparen. Het reisprogramma had hij vooral afgestemd op plaatsen waar hij caféhouders kende die hem van gratis koffie konden voorzien. Ook voor een groepsbezoek aan een bouzoukitent had hij nog wel moeite willen doen. Maar het ergste was dat de passagiers alles wel best vonden – sterker, dat ze niets anders van deze excursie verwachtten. Het waren voor het merendeel gescheiden vrouwen die zich koste wat het kost zouden gaan vermaken; als de zoveelste cassette met keiharde kermismuziek nog maar net was opgehouden, hieven ze steevast een eenstemmig "Mousikí! Mousikí!" aan - waarna de chauffeur met een berustend gebaar een nieuwe cassette in het afspeelapparaat douwde. Of was het dezelfde die we al een keer of vijf eerder gehoord hadden? Kortom, Niki had groot gelijk toen ze op de terugweg pen en papier boven water haalde om haar geld van Mangas terug te eisen.

"Meneer Mangas!", zo begon ze. Na een paar schuimbekkende regels besloot ik mee te gaan helpen. Alles wat onderweg op het puntje van mijn nieuwbakken reisleiderstong had gelegen kwam er nu in lange volzinnen uitrollen. Het machteloze gegoochel met de kamersleutels bij het inchecken. Dubbel geboekte kamers. Het zoekraken van passagiers - want Kostakis keek zelden de bus in, laat staan dat hij de koppen telde. Geen woord over de helden en de halfgoden van de Pelopponesos - slechts koffiestops in slechtverlichte wegrestaurants zouden ons bijblijven.
Niki schreef alles ijverig op, tong half uit de mond. Pas toen Athene in zicht kwam, rondden we de brief af. Kostakis nam nog eens de microfoon ter hand voor zijn afscheidswoord: "Oost west, thuis best, nietwaar?"

Eenmaal terug bij Mangas bleek dat er bijna geen boekingen voor de SolAir rondreizen waren binnengekomen. Hij vroeg me pen en papier te pakken en begon door zijn bureautje te ijsberen. Toch nog plotseling kwam zijn stem: "Schrijf op." In het Engels dicteerde hij vervolgens een telex van anderhalve pagina aan SolAir Nederland, een barok verhaal dat alle kanten op vloeide en woorden bevatte als "providing", "allotment" en "superfluous". Oftewel: “No work? Fired!” De brief berichtte SolAir Nederland dat het zwaar verliesgevend zou zijn om voor het handjevol mensen dat geboekt had rondreizen te organiseren. Daarom bracht Lambros Mangas het Nederlandse hoofdkantoor hoogstpersoonlijk op de hoogte van zijn beslissing om alle rondreizen voor dat voorjaar af te gelasten. Het werd de eerste telex die ik bij Mangas mocht versturen. Wel een beetje jammer dat het mijn ontslagbrief was. Alhoewel, ontslagbrief? Ik had nog altijd geen dag gewerkt!
Toen ik daarop stilletjes het kantoor van Mangas verliet, zag ik vanuit mijn ooghoek iets bekends: stukjes tekst uit een brief die ik een paar dagen tevoren had helpen schrijven; Niki's klacht was onder het bord "vertical archive" beland, waar een grote grijze prullebak stond. De letters waren groot genoeg om herkenbaar te zijn, ondanks de vele kleine snippertjes waarin de brief verscheurd was.

Goed voor twee kreeften

Mykonos, een mooie lenteavond in april. Met het oergezellige echtpaar Toon en Nellie uit Breda zat ik genoeglijk van de ondergaande zon te genieten op het terras van een uiterst pittoreske haventaverna. Toen we de zon helemaal in de zee hadden zien zakken liet ik ze de voucher zien en zei: "Kies maar uit wat jullie willen eten."
Vouchers zijn als een geheime sleutelbos van de reisleider: hij opent er deuren mee die voor gewone stervelingen gesloten blijven. Hij komt er vliegtuigen mee binnen en boten mee op, hij betaalt er restaurantrekeningen mee en aan de hotelbalie hoeft hij er maar mee te zwaaien of er wordt begrijpend een rij kamersleutels voor hem neergelegd. Ik begon erg gesteld te raken op het setje dat Mangas me in Athene gegeven had en dat me nu al tot Mykonos gebracht had.
De ogen van Toon en Nellie dwaalden haast vanzelf richting het aquarium naast onze tafel, waar een paar grote kreeften lelijk in het nauw zaten. "Nou Nel..." Die vriendelijke ober had het al in de gaten en leidde ons naar de imposante beesten. "Weet je zeker dat het kan?”, vroeg Toon me nog. "Tuurlijk!" Ik had immers toch die vouchers?

Of de grote SolAir-baas in Nederland had mij een grote dienst willen bewijzen, of hij was niet helemaal goed bij zijn hoofd. Feit was dat hij besloten had elke rondreis waarvoor minimaal twee personen geboekt stonden door te laten gaan. Vandaar dat telefoontje van Mangas nog geen twee weken nadat hij me de telex naar SolAir Nederland had laten sturen. Mierzoet vroeg hij me of ik al een ander baantje had gevonden. Dat had ik inderdaad: ik was aan de slag gegaan als typist bij de Engelstalige krant Athens News, maar dat hoefde Mangas niet te weten. De volgende dag zat hij me van achter zijn bureau met een gekwelde blik uit te leggen wat een tijd- en geldverspilling het was om voor een groep van twee mensen al die hotels en transfers te moeten regelen. En mijn taak? Hij bulderde het me toe, terwijl de tickets en de vouchers op zijn eikenhouten bureaublad neerploften: "Saturday, you fly to Mykonos. Monday, you fly to Santorini... Wednesday, you take the boat to Crete...".
Toen ik die vouchers voor mijn neus neer zag ploffen wist ik dat het met het typistenbaantje snel gedaan zou zijn. Die nacht spookten de raadgevingen die Jan me voor zijn vertrek gegeven had weer door mijn hoofd: "Veel vertellen in de bus. Je hoeft ze niet de complete mythologie voor te lezen, maar spui genoeg sappige verhalen. Heracles als je door de Argolis komt, de hele Trojaanse mik-mak, Olympia, klets de tijd maar vol. En vergeet niet vlak voor Kalamata te stoppen voor de yoghurt met honing." Info-cocktails, transfers en de in- en uitcheckprocedures in de hotels. "Altijd vriendelijk blijven, maar nooit voor deurmat spelen. Als je iets niet weet, toch antwoorden. Jij bent de reisleider, jij weet alles. Als je 's ochtends zegt dat de Kretenzers de moussaká met hun handen eten, probeert de hele groep dat geheid dezelfde avond."

We bestelden kreeft. Omdat ik na vijf minuten nog steeds een licht gevoel van twijfel had, glipte ik toch maar even het restaurant binnen en liet die vriendelijke ober mijn voucher zien. Dat deed zijn mondhoeken prompt vijf centimeter zakken: het papiertje gaf slechts toegang tot het toeristenmenu van vijfentwintig gulden. Maar de kreeft lag al te koken in de pan. De vriendelijke ober werd nu streng. Ik had besteld, kreeft zou het worden en het verschil kwam neer op zo'n honderd gulden. Exact het bedrag dat ik in mijn eerste twee dagen als reisleider had verdiend.
De wijn zat nog wel bij het toeristenmenu inbegrepen, en de kreeft was zonder meer verrukkelijk. Bij de derde fles kwam het verhaal eruit. Toon wilde direct bijpassen - hij stond erop. Misschien toch iets te snel gaf ik mijn verzet op, en daarmee ook mijn rol als reisleider. Wat had ik geluk met deze twee. Toon had dit reisje stiekem voor Nellie geboekt voor hun vijftiende huwelijksdag, en ze hadden er geen andere mensen voor nodig om zich goed te vermaken. Ik besloot ze te vertellen hoe het zo gekomen was dat ik eerst wel, toen niet, toen weer wel, toen weer niet maar uiteindelijk toch weer wel voor SolAir de rondreizen was gaan doen. Het werd nog gezellig die avond.
Na een week van zon, zee en voucherplezier frummelde Toon me een envelopje in handen op het vliegveld. “koop hier maar een ijsje van,”, grinnikte hij nog. Zodra ze door de pascontrole waren, maakte ik het open. De twee stevige bankbiljetten zag ik het eerst. En daarna het papiertje waar ze in zaten. "Special Voucher: goed voor twee kreeften", stond er met zwierige letters op.


 Posted by Hello

Op Rolletjes

Zwijgzaam slorpte Mangas zijn koffie naar binnen, terwijl hij uitkeek over de bomen achter de landingsbaan die vervaarlijk meebogen met de zuidenwind. "Weet je", begon hij plotseling, "op mijn leeftijd is dit eigenlijk niet leuk meer. This is crazy business. Hier gaat m'n zaterdag voor een handjevol idioten."
Mangas, de self-taught-the-hard-way self-appointed managing director van Mangas Travel, had vandaag eigenlijk helemaal niets op het Atheense vliegveld te zoeken. Het was dat SolAir Nederland besloten had om Tour 25 hoe dan ook door te laten gaan, het was dat zijn nieuwe Hollandse reisleider geen rijbewijs bleek te hebben, en het was dat een extra hoteltransfer voor vandaag de kosten nog verder de lucht in zouden jagen. En dus was Mangas vandaag chauffeur - voor een groep van welgeteld vier man.
Eerder op de dag had hij nog breed gegrijnsd, toen hij me met een weids gebaar de Nissan 4-wheel drive toonde die hij voor de achtdaagse tour gehuurd had. Ik had voorzichtig geopperd dat de beide achterbankjes wel wat weinig beenruimte gaven aan vier volwassen Hollanders. Maar dat had hij gemakkelijk weggewuifd. "Laat alles nou maar aan mij over, je zal zien dat het op rolletjes zal lopen." En dus waren we naast elkaar op de voorbank gekropen en hadden in stilte de weg naar het vliegveld afgelegd. Alleen bij een zaak met auto-accessoires had Mangas nog even halt gehouden, om een stuk elastiek te kopen dat in Nederland een "spin" heet en in Griekenland een "octopus".

"U bent de hele groep, of mag ik jullie zeggen?"
Het leek me een vreemd stelletje. Een brommerig echtpaar van in de zestig en twee mannen alleen van rond de veertig. Zo goed en zo kwaad als het ging propten ze zich in de 4-wheel drive. Het oudere paar achterin leek aardig te passen, maar de twee mannen alleen moesten zich in haast embryonale posities vouwen om op de middelste bank te kunnen zitten. Voorlopig ontbrak me de tijd om me daar druk over te maken, want Mangas probeerde met een enorme krachtsinspanning vier grote koffers op het imperiaaltje te krijgen, met zijn volle gewicht aan één kant van de gevaarlijk overhellende auto hangend. Snel sprong ik in de deuropening aan de andere kant. Terwijl de groep in angstige afwachting in het vehikel heen en weer deinde, deden we verwoede pogingen de tentakels van de elastieken octopus om de koffers heen te klemmen. Toen alles zo goed mogelijk was vastgesjord startte Mangas de motor, wierp een blik in zijn binnenspiegel en lispelde me in het Grieks toe dat hij vandaag echt uitsluitend chauffeur zou zijn.
Even later reden we de fly-over op richting snelweg naar Athene. Een plotselinge windvlaag pakte het vehikel op en even had iedereen het idee dat de 4-wheel drive, drie meter lang, anderhalf meter breed en inclusief dakbagage bijna drie meter hoog, de lucht in zou vliegen. Er ging een zucht van voren naar achteren en van achteren naar voren. Daarna had Mangas de wielen weer op het asfalt. Op weg naar het hotel begon de chauffeur te groeien in zijn rol. Hij gaf een korte rondleiding door de stad (“in front you see the Akropolis, on your right Zeus Temple”) en reikte vriendelijk glimlachend de koffers aan bij het hotel. Ik haalde de gratis welkomstdrankjes voor de groep en trof ze aan in conclaaf, in een hoekje van de lounge. Mangas had zich ondertussen verdekt opgesteld aan de bar, babbelend met een groepje mannen. Nog voordat ik goed en wel met mijn informatieve verhaaltje had kunnen beginnen schraapte de vrouw van het brommerige echtpaar, een Tante Betje compleet met brilletje en knotje, haar keel: "Zeg luister 's... is het de bedoeling dat we de hele rondreis in dit busje gaan maken?"
Er ging onmiskenbaar een dreiging uit van deze vraag. "Eeh, ik ben bang van wel ja," moest ik antwoorden. De reactie van Tante Betje kwam er op neer dat als dat zo was, ze dan geen stap verder zou zetten. Ze had namelijk nog al eens last van opgezette benen, en dit korte ritje vanaf het vliegveld was haar al te veel geweest. Ook Ed en Henk, de mannen alleen van de middelste bank, zeiden me dat ze geen moeilijke jongens waren, maar dat dit echt niet ging zo. Misschien was er nog wel een transit-busje te regelen? Dat leek ook mij geen slecht idee, en hiermee gewapend ging ik naar Mangas, die natuurlijk maar een chauffeur was, maar toch. Zo schipperde ik enige tijd op en neer, trouw aan het reisleiders-principe van ‘jij hebt het nooit gedaan’. Maar ik schoot geen meter op, en al helemaal niet toen Tante Betje ergens in dit steekspel terzijde, maar luid genoeg, opmerkte dat volgens haar "die chauffeur helemaal geen chauffeur is".
Het werd tijd om de joker op tafel te gooien: Mangas kwam met langzame schreden op ons tafeltje af en keek warm glimlachend de kring rond. Zijn hondenogen zochten de kern van het probleem op en bleven rusten op het brilletje van Tante Betje. Nu was de juiste formule geboden: "My dear lady", zo begon de chauffeur die nu definitief boven zichzelf uitgestegen was. "You must understand..." dat het zaterdagmiddag was, dat het bedrijf nooit en te nimmer vóór zondagochtend een ander busje zou kunnen vinden, dat hij ook maar een mens was en dat als iedereen een beetje mee zou werken... Maar Tante Betje liet hem niet eens uitspreken: "Yes, yes, you can try, I know you..." - waarschijnlijk wilde ze zeggen: ik ken jouw soort. "Als er morgen geen beter busje is, neem ik het eerste vliegtuig terug!"
Pats! Die zat. Van de anderen kwam geen tegenwerping, sterker, ze stonden als één man achter hun aanvoerster. Mangas besefte dat het pleit beslecht was. Hij zei nog iets van "I'll see what I can do" en wankelde als een lamgeslagen bokser terug naar de bar. Daar bleef hij nog een tijd bij zijn hotelmakkers zitten mokken, terwijl ik zo goed en zo kwaad als het ging de practische Griekenland-info afratelde. Hierna riep Mangas me bij zich. Hij had wat heen en weer gebeld, zei hij, maar het leek erop dat in heel Athene geen enkel transitbusje voor morgen te vinden was. Toen hij aanstalten maakte om zo geruisloos mogelijk het hotel te verlaten, deed Tante Betje hem verstijven met een "Remember what we said!"
Toen ik de volgende ochtend Mangas bij de ingang van het hotel zag wachten, begreep ik dat er weer iets aan de hand was. Zonder ook maar iets te zeggen pakte hij me bij de arm en loodste me naar de hoofdweg, waar hij me voorstelde aan een kalende man met zonnebril, buik en een te krap zittende blazer; het prototype toeristenchauffeur. Bij deze man hoorde, onlosmakelijk, een grote toeristenbus. En jawel, daar stond hij: een grijs-blauwe Mercedes, bekleed, airconditioned, WC achterin en niet minder dan 54 zitplaatsen. Een getergde Mangas zag me staren: "Luister. Vanaf vandaag geen cadeautjes meer van de zaak. Geen gratis koffies of andere flauwekul. Wat ik tegen de chauffeur gezegd heb zeg ik ook tegen jou: ik wil dat jullie een foto maken van de groep met de bus, zodat ik die naar Nederland op kan sturen." Toen begreep ik dat hij niet van plan was om voor de extra kosten op te draaien. Als Nederland zonodig koste wat het kost echte rondreizen wilde maken, dan kon Nederland ze krijgen ook.
Gerustgesteld, als de boodschapper met een goede tijding, liep ik de lounge binnen. De wolk van spanning waarin de vier gasten zaten te wachten trok direct op toen ze het nieuws hoorden. Ze brachten de bagage naar buiten en de chauffeur hielp alles geroutineerd in de bus. Mangas was in geen velden of wegen meer te bekennen. Onhoorbaar sloten de deuren zich, waarna het gevaarte met een nauwelijks merkbaar schokje in beweging kwam. Mangas had toch gelijk gekregen: het liep op rolletjes, op geruisloze rolletjes zelfs.
Achter me weerklonk Betjes gefluister in de grote lege bus: "Nou, dit had nou ook weer niet gehoeven."


 Posted by Hello

Lazerus maakt een foto

Betje en haar drie reisgenoten keken elkaar met ongelovige ogen aan. Wat? Hebben we dat goed verstaan? Wil Lazerus een foto van ons maken? En zij maar denken dat die Lazerus zo'n brombeer was! Goed, hij was vandaag al een stuk aardiger dan die eerste dag, hij had zelfs met mes en vork gegeten bij het ontbijt, maar dit…
Die tafelmanieren van Lazaros, dat had hij volgens mij expres gedaan. Toen ik hem de eerste dag aan de groep had voorgesteld had Henk uitgeroepen: "Mooie boel! Onze chauffeur is lazerus!" Daar had hij drie dagen om na zitten grinniken en ik had het grapje zo goed en kwaad als het ging voor Lazaros vertaald. Hij had grondig gevloekt en zich vanaf dat moment beperkt tot brommen en slurpen. Wel vervelend dat hij dat steevast aan het hoofd van de eettafel aan het doen was - wat de groep met gepijnigde gezichten voortijdig richting hotelkamers joeg.

Na het eten nam Lazaros me elke avond mee naar oorden die het exclusieve terrein zijn van de Griekse buschauffeurs: cafés in Olympia, Nafplio en Delphi, die eruitzien als wachtkamers voor de dood - wat ze feitelijk ook zijn: helverlichte, kale lokalen, vergeven van de formica en de sigarettenwalm. Daar kwamen Lazaros' collega's bijeen, met hun rozenkranzen in de hand, hun zorgvuldig gekweekte hangbuiken en hun eindeloze klaagverhalen.
In deze cafés gaat het grootste deel van de avond op aan het mistroostig naar het 40-jarige meisje achter de tap staren, met zo af en toe eens een opmerking over wat een ellende Christus en de Allerheilige over de wereld uitgestort hebben, en dan in het bijzonder over het gilde der chauffeurs. Lazaros vertelde me op vaderlijke toon over het leven op de grote baan en waar precies de pakjes sigaretten te verdienen waren. Sigaretten? "Kijk", bromde Lazaros, "het is simpel. Als je hier nou volgende keer wèl met een volle bus komt breng je ze naar Olympia by Night. Je gaat zelf met de chauffeur aan een tafeltje bij de kassa zitten. Vlak voor je vertrek vraag je de baas om een pakje sigaretten. Als het goed is zit daar 10% van de totale rekening in. En dat deel je dan met de chauffeur."
Het was duidelijk in wat voor een sleutelpositie de Griekse buschauffeurs zitten. Mochten de pakjes sigaretten een paar keer wat magertjes uitvallen, dan raakte dat gauw genoeg bekend onder de chauffeurs en kon de restauranthouder zijn klandizie in het vervolg wel vergeten. De reisleiders spelen maar een marginale rol in dit spel - ze komen en gaan met elk nieuw seizoen. Maar of ze het nou willen of niet, chauffeur en reisleider zijn elkaars bondgenoten op sigarettenjacht. En een reisleider die het dan toch waagt te kiezen voor de meestal veel pittoreskere restaurantjes die niet op het chauffeurslijstje staan, die krijgt daar snel spijt van: ik had zelf kunnen zien hoe een brommende en slurpende chauffeur de hele rondreis de vernieling in kon helpen.
Aan het einde van de tour had ik het Lazaros durven vragen: kon hij niet een ietsje aardiger zijn voor die mensen? Zij konden er per slot van rekening ook niets aan doen dat die SolAir-baas een klap van de molen had gehad. Lazerus hield zijn droopy-ogen op de bardame en zei na minstens een volle minuut: "Endáxie."

Toen we bij het standbeeld van Leonidas bij Thermopylae arriveerden parkeerde Lazerus de bus, draaide zich om en sprak met luide stem die gedenkwaardige woorden tot de groep: "I will make one photo of you!" De groep keek elkaar met ongelovige ogen deed aan: niet alleen had Lazerus gesproken, hij bleek dus toch Engels te verstaan, sterker, hij sprak het zelfs!
Toen Lazerus de camera van Mangas had opgevist en zijn foto gemaakt had - de groep van vier met reisleider op een rijtje voor de Mercedes-bolide geposteerd, licht lachend tegen de zon in, in de stank en het lawaai van de weg Athene-Thessaloniki - sloeg het enthousiasme plotseling ongeremd wild om zich heen: alle vier maakten ze diezelfde foto van hun reisgenoten. Wat waren ze opgelucht dat Chauffeur Lazerus zijn bokkenpruik eindelijk had afgezet en daar vrolijk stond mee te glimlachen! Zes dagen opgekropte spanning en uitgespaard vakantiegevoel vonden eindelijk een uitweg. Tijdens de rest van de reis was het dikke mik tussen Lazaros en de groep. Bij het afscheid bromde hij me toe dat het een goeie tour was geweest: "Ik begon ze zelfs aardig te vinden op het laatst."
Ze hadden Lazaros nog gevraagd of hij dat op elke reis deed, foto's maken van zijn groepen. En hij had breed geglimlacht: "Only with special groups".

Denk aan Buikhuizen!

Met elke nieuwe SolAir-tour van 5 personen of minder ging Mangas er een stukje ouder en grijzer uitzien. Rond half mei werd de broekriem definitief aangetrokken: vanaf nu alleen nog transit-busjes met onduidelijke chauffeurs zonder blaser. En ook op de hotelkosten werd beknibbeld: chauffeur en reisleider moesten de kamer delen.
Ik had er maar geen heisa om gemaakt - Mangas zou geen gelegenheid onbenut hebben gelaten om me tot in de kleinste details uit te leggen hoeveel hij op die kleine SolAir-groepjes moest toeleggen. En het waren aardige jongens, die chauffeurs. Meestal waren het werkloze truckers, die er in ieder geval voor zorgden dat ik razendsnel een soort Grieks-van-de grote-weg begon te spreken, compleet met een set aan geluiden en gebaartjes die perfect gevoelens van ongeduld, wanhoop en machteloosheid uitbeeldden.
Maar op de eerste nacht naast Alkis, in een hotelletje in Nafplio, vervloekte ik mezelf dat ik mijn poot niet stijf had gehouden tegenover Mangas. Al een eeuwigheid geleden was ik wakker geworden van een gesnurk zo allesoverheersend dat ik met geen mogelijkheid meer in slaap te krijgen was. Het kwam werkelijk vanuit zijn tenen, kronkelde zich door zijn lichaam en liet zijn lippen flubberen. Ik probeerde er een ritme in te ontdekken, en net als zo'n ritme even een paar maten overtuigend genoeg was om de slaap te doen komen, kwam er weer een gesnuif en een gesnotter dat alles overhoop gooide.
Toen het eerste licht door de gordijnen begon te komen besloot ik me aan te kleden en ergens buiten te gaan slapen. Dat besluit had zeker een uur aan voorbereiding gevergd - ik lag al die tijd met mezelf overhoop omdat ik in mijn gestresste toestand niet meer zeker was of er nu wel of niet een parkje met fijne banken tegenover het hotel stond. Het ene moment wist ik het zeker, het volgende moment zei ik boos tegen mezelf dat ik dat alleen maar verzonnen had om mezelf een oplossing voor te spiegelen die er niet was. En ik was hoe dan ook toch te moe om op te staan, de gordijnen opzij te schuiven en het te controleren. Hoor eens, het gesnurk wordt ook al minder. Maar het moment daarop begon Alkis aan een nieuw stapeltje hout te zagen en leek een bankje in het park zoiets als het paradijs op aarde.
Toen ik dan eindelijk de kamerdeur opendeed werd Alkis plotseling met een luide inhalende snurk wakker en keek me verbaasd aan. "Waar ga je heen?" "Naar buiten, voor een wandeling. Ik kan niet slapen." "O." En hij draaide zich om en viel weer in slaap. Wat te doen? Ik besloot toch maar weer op bed te gaan liggen, waar ik binnen tien seconden in slaap moet zijn gevallen. Een half uur later belde de receptie ons wakker.

De volgende avond in Sparta ging de houtzagerij van Alkis weer open. In de slapeloze nacht die volgde behandelde ik de vraag of je het aan mensen kon zien, dat ze snurkten. Alkis had immers alles wat op chronisch snurkgedrag wees: een hangbuik, dikke lippen, roken als een schoorsteen en hele lappen haar op zijn rug. Maar mochten we dat ook veralgemeniseren? Denk aan Buikhuizen! De professor die dacht te bewijzen dat criminaliteit aan uiterlijke kenmerken af te lezen viel; hij was zelfs zijn positie aan de Leidse universiteit kwijtgeraakt. Alkis had aan dat soort vragen een broertje dood. Kijk hem daar nu eens liggen, met een tevreden grijns boom na boom in stukjes zagend… Toen het weer licht begon te worden hield ik het niet meer uit; ik maakte hem wakker en vertelde hem dat hij zo hard snurkte (het Griekse woord was me tijdens de wake te binnen geschoten) dat ik niet kon slapen. "Had dat meteen gezegd! Je moet me gewoon op m'n zij duwen, dan gaat het vanzelf over."
Vanaf dat moment kon ik weer slapen. Als de machines ook maar even ratelden, gaf ik de harige rug van Alkis een voorzichtige zet, waarna hij een begrijpend gromgeluid maakte en braaf op z'n zij ging liggen. Helaas was mijn gezondheid door flink aangetast door die twee slapeloze nachten en werd ik snipverkouden. De hele nacht door lag ik door mijn neus te fluiten. Tenminste, dat is wat een boze Alkis me midden in de nacht toebeet, toen ik met een schreeuw wakker was geworden van een harde stomp tegen mijn schouder.

Niet wijzen, kreng!

Gidsen is linke business in Griekenland. In veel kloosters en op archeologische "sites" worden namelijk alleen officiële gidsen toegelaten. En wat zijn officiële gidsen? Volgens de Griekse wet zijn dat diegenen die de officiële gidsenschool met goed gevolg hebben doorlopen. De weinigen die daarin slagen hebben het alleenrecht op lucratieve oorden als Mycene, Delphi, Olympia en de Akropolis - allemaal verboden gebied voor een simpele Hollandse reisleider. Maar omdat niemand rijk wordt van een rondreis met 5 personen, had Mangas me dringend verzocht in Oud-Korinthe de rol van gids op me te nemen. Hoewel ik er klaar voor was had ik mijn bedenkingen; verschillende vrienden hadden geschreven dat er ooit een Nederlandse reisleider in het Griekse cachot was beland, enkel en alleen omdat hij op de Acropolis wat al te enthousiast om zich heen had staan wijzen. Mangas kende het verhaal, zei hij. Zijn oplossing? "Bedekt Gidsen". Maar ho even, hoe zat het dan met die Griekse wet, die blijkbaar gevangenisstraf zet op illegaal gidswerk? "Wat wil je nou helemaal met die kleine klotegroepjes van je?", sprak Mangas ongeduldig. "Als je problemen krijgt zeg je toch gewoon dat je op een familie-uitje bent?"

Toen we de site van Oud-Korinthe opliepen, was ik 1 seconde totaal verloren. Daarna zette zich een aantal herkenningspunten in mijn blikveld vast: de Dorische tempel - groter dan verwacht, maar soit. Dan moesten de baden daar schuin tegenover liggen. Die rij laag gelegen alcoven waarschijnlijk. Wat betekende dat we nu op de Agora stonden. Ik keek nog eens snel op het kaartje dat ik had meegenomen. Want wat ik Mangas niet had durven zeggen was maar al te waar: ik was nog nooit in Oud-Korinthe geweest.
Ik gidste, bedekt weliswaar, maar toch. Korte zinnetjes, met zo weinig mogelijk namen en plaatsen waar de groep op door zou kunnen vragen. En hoewel ik nergens wachters bespeurde, paste ik er wel voor op om ook maar een wijsvinger richting oudheden uit te steken. De groep volgde gedwee en stil - het bedekte gidsen sloeg bij voorbaat iedere lust tot vragen dood. Tot Cornelia, één van de oudere dames van het gezelschap, ineens een opleving kreeg en naar een wit gebouw wees: "En dat, dat is zeker het museum?"
Mijn stressmeter schoot omhoog. Niet wijzen, kreng! Het zag er inderdaad uit als een museum, een museum dat niet in mijn boekjes stond. Ik deed of ik niets gehoord had en gidste bedekt verder, zoveel mogelijk de groep tussen de oudheden en mijzelf houdend, alle neuzen in dezelfde richting. Maar daar zwaaide Cornelia's arm weer omhoog, daar priemde haar gestrekte wijsvinger weer richting museum, en daar verhief haar stentorstem zich weer. "Hallo, ben je soms doohoof? Het museum!"
We begonnen aardig in de gaten te lopen. Nog maar een kwestie van seconden of een groepje wachters zou me afvoeren naar het dichtstbijzijnde politiebureau. Op naar het museum dus. Even kijken: standaard inrichting, U-vorm. Links het gebruikelijke aardewerk, slaan we over, alleen de speelgoedbeestjes even doen. Potten en pannen hebben ze thuis ook. Snel naar de beelden en de grafstèles rechts, da's herkenbaar genoeg. Zit gelukkig weinig intacts tussen, beetje tweede categorie Romeinse namaak. Mooi. Na 10 minuten zat het erop, zonder al te grote kleerscheuren. Terwijl we naar de uitgang liepen keek ik eens op mijn horloge: ruim een uur al met al. Niet slecht. Ik had een koffie verdiend.
"Luister 's", klampte Cornelia me aan, "kunnen we ons nog even opfrissen?"
"Opfrissen?", vroeg ik.
"Ja, de WC. Waar is de WC?"
Ik had werkelijk geen flauw idee.

Scène uit een verpeste vakantie

Picture this: een terrasje aan de zuidkust van Kreta op een mooie lentedag. Het ziet eruit als zovele Griekse terrasjes - een verzameling identieke plastic tafeltjes en stoeltjes, het soort dat zigeuners overal in open vrachtwagens rondrijden en aan tavernahouders slijten, het soort dat een einde leek te hebben gemaakt aan die pittoreske maar ongemakkelijke houten oerstoeltjes met gevlochten rieten zittingen.
Het terrasje is bijna geheel verlaten - het is nog vroeg in het seizoen. Een tiental toeristen is zojuist stilletjes opgestaan en slentert als een stel verdwaalde kinderen langs het havenfront verderop. De overgebleven clientèle bestaat uit drie mannen van uiteenlopende leeftijd, die vanachter hun Griekse koffie stilletjes over de zee zitten uit te kijken. De oudste van de drie, Manolis, moet zo rond de zestig jaar oud zijn. Een typische Kretenzer: klein maar stevig gebouwd, weelderig grijs haar, een trotse, karakteristieke kop en een flinke grijze snor. Aan zijn hele houding valt af te lezen dat hij een enorme ervaring heeft opgebouwd in het vanachter zijn Griekse koffie stilletjes over de zee uitkijken. Van tijd tot tijd brengt hij het witte kopje aan zijn lippen en maakt een kort slurpgeluid - zijn manier om te vechten tegen de slaap die als altijd om deze tijd, vlak na de lunch, komt opzetten. Manolis weet dat hij er vandaag voor één keer niet aan mag toegeven. Hij zit dan wel achter het stuur van zijn vertrouwde knalgele schoolbus, maar vandaag vervoert hij geen kinderen. Vandaag, zo bedenkt hij zich zuchtend, vervoert hij een groepje vreemde Hollanders: de gasten van SolAir tour 24.
Aan zijn rechterhand zit Dimitris. Een man van rond de vijfendertig, ook al zo overduidelijk Kretenzer, maar dan wel één uit de grote stad: een open blik en een Italiaans overhemd waar het borsthaar uit komt kroelen. Dimitris is in de winter leraar Engels en in de zomer gids van beroep. Hij houdt van zijn werk. Pas nog heeft hij een gezelschap Amerikaanse professoren de ruïnes van Phaestos laten zien, een onderneming die de hele dag in beslag nam. En vandaag, vandaag doet hij dat in nog geen half uur met een handvol humeurige keuterboeren - en hoe meer ze kibbelen in dat kikkertaaltje van ze, hoe vaker die ontzagwekkende boerinnen hem smachtende blikken toewerpen. Terwijl hij mistroostig aan zijn frappé zit te lurken, bedenkt hij dat het goddank over twee dagen afgelopen is met deze toeristische prostitutie.
De laatste is de Hollandse reisleider van een jaar of vijfentwintig. Al twee dagen houdt hij zich zo veel mogelijk afzijdig van de groep - een Oostgroningse familie die deze reis heeft aangegrepen om al hun oude vetes over zijn rug uit te vechten. "Vind je ook niet dat mijn vrouw de Samaria-kloof best aan kan?" "Zeg dat loeder maar dat hij fijn alleen kan gaan." In gebroken Grieks heeft de reisleider zojuist geprobeerd een gesprek te beginnen, maar Dimitris en Manolis reageerden met korte knorretjes en onwillige blikken. Dan niet. Dus zegt hij langs zijn neus weg dat hij zijn ogen maar eens gaat sluiten. Ineens stuift Dimitris overeind in een kleine lawine van vallende plastic stoelen en kijkt hem met vlammende ogen aan. Ook Manolis zit nu recht overeind. "Zeg dat alsjeblieft nooit meer!", blaft Dimitris bijna. De reisleider schrikt zich lam. Wat heeft hij misdaan? "Nooit meer zeggen dat je je ogen gaat sluiten. Het betekent dat je dood gaat."De reisleider haalt zijn schouders op en zegt: "So what?"
Dimitris raapt de stoelen op, gaat zitten en antwoordt met een knorretje, kort maar toch instemmend.En het drietal richt hun blik weer op de veerboot die aan de horizon voorbijschuift. Drie zielen, één gedachte: Kapitein, help ons! Wees zo goed ons aan boord te nemen, weg van deze totaal verpeste reünie-vakantie van de familie Mulder met aanhang.

Flippen


 Posted by Hello

Athene, midden juni, het luxe Stanley hotel: hier zou ik de heer Kamerling en mevrouw Siene oppikken, twee gasten die zich hadden ingeschreven voor de Mykonos-Santorini-Kreta tour. Later op de dag moest ik nog een mevrouw Kollens van het vliegveld halen, en daarmee zou de groep compleet zijn: drie personen in totaal. Maar mijn eerste karweitje was om de heer Kamerling en mevrouw Siene van het Stanley naar het Candia Hotel over te brengen – wat twee stappen achteruit betekende qua luxe en comfort.
Het bleek te gaan om een ouder koppel waar het goede geld vanaf straalde – beiden zagen er goed geconserveerd uit, maar liepen ongetwijfeld al tegen de zeventig. De kennismaking verliep prettig – ik nam de gepaste afstand in acht, en zij konden wel glimlachen om die student–af die het in de Griekse reiswereld wilde proberen.
"Zeg, kan je het niet voor ons regelen dat we hier die twee nachten nog blijven?", vroeg meneer Kamerling. Ik dacht dat hij een grapje maakte, maar die licht autoritaire toon bleek gemeend. Dan kende hij Mangas nog niet. Meer dan de categorie van het sjofele Hotel Candia zou er voor hem en zijn vriendin niet inzitten tijdens deze tour.
Voor de ingang van het Stanley hield ik een taxi aan. De chauffeur bleek al een passagier en had dus nog plaats voor twee personen. Hij tilde de bagage in de kofferbak, en Kamerling en Siene namen achterin plaats. Wat toen nog overbleef, waren een kleine koffer en een reisleider. Ik maakte toen de fout door te gaan lopen èn dat koffertje mee te nemen. Goed, het Candia lag dan wel om de hoek, maar het was een warme, drukkende dag en dat koffertje bleek zwaarder te wegen dan dat het eruit zag. "Speel nooit voor deurmat", staat er in het self-made reisleidershandboek. Maar het kwaad was al geschied, en Siene zou in het vervolg geen gelegenheid voorbij laten gaan om mij haar koffertje te laten dragen.
Toen het paar even later opgefrist en wel in de lounge van het Candia aan het welkomstdrankje zat viste ik hun info-enveloppen te voorschijn. "Kamerling en Siene", zo las ik.
"Nee, nee", klonk het bits, "dat is niet goed. Het is Si-èèè-ne."
De welkomst-cocktail die erop volgde ontaardde al snel in een verhandeling van Kamerling over Griekse munten door de eeuwen heen. Toen maakte ik mijn tweede fout: ik stelde de man van tijd tot tijd een quasi-belangstellende vraag, waardoor hij helemaal niet meer te stoppen was. Maar uiteindelijk moest ik hem toch onderbreken; het was de hoogste tijd om mevrouw Kollens van het vliegveld te halen.

Terwijl de reisleider voorin met de taxichauffeur iets in het Grieks aan het bekokstoven was, probeerde Hanna Kollens haar depressieve stemming kwijt te raken. Ze voelde zich moederziel alleen, verder dan ooit van huis en haard. Ja, vanochtend bij het inchecken had ze haar man nog uitgelachen. Ha! Als jij zo nodig met je vrienden wilt duiken op Bonaire, nou, laat mij dan ook m'n lolletje hebben! Ik ga lekker op rondreis door Griekenland. Cultuur, zon, een paar eilandjes meepikken en... als het meezit met een leuke groep op stap, nieuwe mensen leren kennen. Vorig jaar op Sicilië was dat ook beregezellig geweest, dus waarom zou het in Griekenland niet lukken?
Omdat, zo dacht Kollens bedroefd achterin die taxi, deze knul die reisleider beweert te zijn me net verteld heeft dat "de rest van de groep" bestaat uit welgeteld één ouder echtpaar. Om misverstanden te voorkomen had ze de reisleider meteen maar een aantal zaken duidelijk gemaakt: ze was een getrouwde onderwijzeres met twee kinderen en ze had wel even een iets grotere groep verwacht.
De volgende ochtend ontmoette ze haar medereizigers. Met Siène viel best te praten. Maar zodra ze Kamerling zag, voelde ze dat er iets fout zat. Toen ze in een gesprekje verwikkeld raakten, wist ze het: haar vader. Wat leek die man op haar vader! Hetzelfde autoritaire toontje, datzelfde net langs je heen kijken en niet naar je luisteren. Steeds de reisleider onderbreken met feitjes waar niemand op zat te wachten. Ze kreeg haast medelijden met Siène. Maar in de eerste plaats had ze medelijden met zichzelf…

De sightseeing tour van Athene deden we in een grote taxi – een Mercedes van het brede soort. Maar het kon Siène niet bekoren: de taxi zat niet lekker, Athene was zo druk en warm, de Akropolis was zo hoog... Ik probeerde me niet te veel door haar van de wijs te laten brengen, want ik had mijn handen al vol aan Kamerling. Hij had het namelijk tot zijn doel gemaakt om een minstens zo actieve reisleider te zijn als ik. Als hij vond dat er iets bekeken moest worden, was hij al op pad voor ik er erg in had. De rest van de groep paste zich dan aan, als een berustende moeder en dochter die zich hebben neergelegd bij de kuren van pa. Van enig gestructureerd gidswerk in het Nationaal Museum of de Akropolis kon dus nauwelijks sprake zijn. En er zat helaas te weinig lef in me om er iets van te zeggen.
Kamerling op zijn beurt was licht verontrust aan het worden; tot voor kort was hij prettig op vakantie geweest met zijn vriendin, maar sinds deze tour begonnen was lag dat anders; zijn vriendin was zijn vriendin niet meer. Het waren kleine dingetjes. Vanochtend op het vliegveld bleef ze zich ook maar afvragen waarom de groep niet per boot naar Mykonos ging. "Die reisleider is zo groen als gras, en antwoorden geeft hij niet", zo dacht hij bij zichzelf. "Maar goed dat ik er ben, om nog een beetje richting aan het geheel te geven. Van meisje Kollens hoeven we ook weinig te verwachten."
's Avonds aan de kade in Mykonos, in het restaurantje, had hij zijn verhalen uit de platenwereld verteld. Zijn ontmoeting met Ray Charles en zijn avond doorzakken met Neil Diamond. Nou, ze waren er mooi stil van geworden. Ja, stemming maken kon je aan hem wel toevertrouwen. Hij voelde zich ook wel een beetje verantwoordelijk voor het slagen van deze reis. Tja. Misschien moest hij zijn aandacht weer wat meer op zijn vriendin vestigen. Ze zou toch niet jaloers zijn?

Toen de groep klaarstond onder bij het hoofdweg om de bus naar het haventje van Mykonos te nemen, zag Siène het direct. Hè, had die slordige jongen weer zijn boordje aan één kant bij zijn trui in. Hij deed zijn best wel hoor, maar een reisleider was dit niet. Ze kon zich er niet van weerhouden om het boordje met een snelle beweging naar buiten te trekken. Zo, dat stond beter.
Wat was er mis met deze trip? Alles! Er was geen groep. Er was geen gezelschap. Er was geen reisleiding. Waarom moesten ze met een vliegtuig naar Mykonos, terwijl ze net zo goed een fijn boottochtje hadden kunnen maken? Er waren geen fijne hotels, zoals het Stanley in Athene. Bij het ontbijt waren de plastic honingpotjes erg moeilijk te openen. Daar had ze dan ook wat van gezegd. De reisleider was van kleur verschoten. Haar een zorg. Hoe kon het dat ze dit jaar meer betaalde dan vorig jaar, terwijl toen alles zoveel beter voor elkaar was. En dan al dat gesjouw met de koffers... bergje op, heuvel af. Ze tilde zich een halve breuk.
Nou ja, aan cultuur hadden ze wel het een en ander gezien. Vandaag nog het eiland Delos. Maar dat Engels van die Griekse gids was onverstaanbaar, en zijn looptempo onnavolgbaar. Als klap op de vuurpijl had hij hen een groep marmeren fallussen laten zien. "Stuitend", had ze hardop geroepen. En zo nog het een en ander. Kamerling had haar aangekeken. Het was zijn idee geweest om juist deze reis te boeken. "Lekker veel vrij tussendoor." Nou, tijdens de vrije avond, zou ze hem wel eens goed de oren wassen.

Gelukkig had ik mijn leerboeken bij me voor een examen Grieks dat ik direct na de tour zou gaan doen. Het grootste gedeelte van de boottocht Mykonos-Santorini kon ik me erachter verschuilen. Nou, had Siène toch nog haar boottochtje; pas om 6 uur 's avonds zouden we aankomen op Santorini. Ze zat helemaal aan de andere kant van de boot cromabruin te blijven. De dag ervoor had ik haar bijna de honing in het gezicht gesmeerd na een vreselijk pietluttige opmerking bij het ontbijt. Wat verwachtte dit mens nou eigenlijk? Dat ze in paleizen ontvangen zou worden? Dat de slaafjes haar koffers zouden dragen? Nou, dit slaafje had daar meer dan genoeg van. Zo ver mogelijk zou ik vortaan bij haar uit de buurt blijven. En bij haar niet alleen: de hele groep kon me gestolen worden.
Kollens kwam me opzoeken. "Hoi". Zij begon over het verdere tourprogramma. Ik begon over Siène. Daarbij kwam het een en ander los aan dingen die een reisleider niet met zijn gasten hoort te bepraten. Ook Kollens kwam met haar problemen. Die golden voornamelijk Kamerling. Dat was me al opgevallen, ja. Ze klapte volledig dicht zodra hij maar in de buurt was. Maar nu konden we beiden even ons hart luchten. Ach, hoe gunde ik haar de vrolijke, ongecompliceerde groep die ze verdiende! Vol met andere volslanke schattebouten. Zouden ze wel bestaan, zulke groepen?

Dit was het toppunt. Vanaf het moment dat ze gisteravond op Santorini waren aangekomen, had Siène de ene dreun na de andere moeten incasseren. Het hotel bleek niet aan zee te liggen, maar toch zeker 50 meter van de vloedlijn. Tot overmaat van ramp bleek dat Kamerling en zij een kamer hadden gekregen met één tweepersoonsbed erin. Dat nooit! Ze had het nog zo gezegd: alleen kamers met afzonderlijke bedden! Met rode konen was ze teruggegaan naar de receptie. Daar bleek dat de sleutels van Kollens en haar verwisseld waren. Klein foutje van het meisje daar, dat natuurlijk geen woord Engels sprak, en niet ouder dan 15 kon zijn. En nu, nu ze voor de dagtour zouden vertrekken, kwam de reisleider doodleuk aanzetten met het bericht dat er morgen alleen maar een nachtboot naar Kreta ging. Nou, dat was toch echt te gortig. Wat voor organisatie was dit eigenlijk?
Ook voor Kollens was de boot nu toch echt aan. Ze was er al drie dagen bang voor geweest en ja hoor, het onvermijdelijke zou gebeuren: ze moesten morgen de nachtboot naar Kreta nemen. Al in Athene had de reisleider gezegd dat hij van de agent in Santorini te horen zou krijgen welke boot beschikbaar was. Dat het normaal gesproken de dagboot was. En jawel, alleen de nàchtboot bleek beschikbaar. Nou, bekijk het maar. Haar slaap had ze nodig, haar nachtrust was haar heilig. Ze stonden voor het kantoortje van de lokale agent. De bus wachtte op hen voor weer een dagtour. Kollens zei: "Ik koop nu een kaartje voor de dagboot. Laat die bus maar gaan zonder mij."
Ik zei haar dat ze dan dus de dagtour zou missen. Dat er dan ook problemen zouden komen met de aansluiting met de groep die nu de Kreta-reis aan het maken was. Dat er ook een voordeel zat aan de nachtboot: morgen kwam er een extra dag Santorini vrij. En als ze nu meegingen met de dagtour, dan zouden ze zien dat er genoeg te zien viel op het eiland.
Kollens bond in. Nu zei Siène dat ze dan wel morgenavond, in de uren voordat ze de nachtboot zouden nemen, gebruik wilde blijven maken van haar hotelkamer. Dat zegde ik toe. Akkoord. De bus toeterde, en Kamerling duwde Siène zachtjes die kant uit. Hij mompelde: "Veel keus hebben we niet."

Kollens hield het niet langer. Was het de wijn alleen? Nee hoor, ze waren pas aan de derde ronde proeven toe, hier in dit Santorijnse proeflokaal. Ze voelde de slappe lach omhoog komen, en er was niets dat het zou kunnen tegenhouden.
Wat er hier voor haar neus gebeurde was ook te grappig voor woorden. Met z'n vieren zaten we in een alkoof van de proeverij. Ik zat naast haar, met tegenover ons Kamerling en Siène. Ik had een zakje pistacchionoten gehaald en had iedereen wat aangeboden, waarna ik het zakje midden op tafel had gelegd. Toen gebeurde het. Siène eigende zich het zakje toe en begon, zonder ook maar een woord te zeggen, het in hoog tempo leeg te eten. Onverstoorbaar gooide ze onderwijl de schillen in een twee meter verder staande afvalbak.
Het was allemaal met zulk een vanzelfsprekendheid gegaan, dat één blik tussen Kollens en mij genoeg was geweest: wat volgde was de totale slappe lach - Kollens was reddeloos verloren. Salvo na salvo kwam los, alles wat ze de afgelopen dagen opgespaard had. Ze zag Kamerling wat bestraffend kijken, eerst naar haar en toen naar de wijn. O nee man, je begrijpt er helemaal niets van. Ze veegde de tranen uit haar ogen en keek Siène even aan. Deze glimlachte haar toe: "Ja, ja, de wijn hè."
Toen ze was bijgekomen, werd het volgende glaasje gebracht. Kamerling en Siène stonden op, zeker om wat van dit zoete bocht te kopen. Kollens keek even naar de planten achter haar en goot de wijn er over haar schouder in. "Hoppa!" Wat zou het. Eigenlijk was dat alleen reizen veel spannender dan in een grote groep. Op de boot naar Delos had ze al een te gekke ontmoeting gehad met een Australiër, met wie ze haar Engels eens goed had opgehaald. Let de nachtboot had ze zich verzoend: ze zou de extra dag besteden aan een boottochtje naar de vulkaan hier. Dat zou ook weer lachen worden. En vanavond met de reisleider en zijn collega's hier uit eten. Kamerling en Siène hadden zelf al een restaurantje gevonden, zeiden ze. Uitstekend. Prima. Kan niet beter.

Ik was hard op weg te gaan flippen. Het ging er een keer van komen, daarvoor had ik het de afgelopen dagen vaak genoeg benauwd gehad. En in de uren voordat we aan boord van de nachtboot Santorini-Kreta waren gegaan was mijn stressmeter nog verder opgelopen. Eerst was er de kamerkwestie geweest. In de commotie die was uitgebroken nadat ik de groep had aangekondigd dat we de nachtboot zouden nemen, had ik de gasten direct toegezegd dat ze hun kamers een halve dag extra konden blijven gebruiken - tot het tijdstip dat ze naar de nachtboot zouden worden gebracht. De mogelijkheid dat het hotel daar extra geld voor wilde zien was niet bij me opgekomen. Maar natuurlijk wilde het hotel geld zien. De enige uitweg was het privé-nummer van Mangas. Voordat ik het nummer draaide, zat ik mezelf flink op te naaien. Ik had zelfs een boze Griekse zin paraat die hem voor de keuze stelde: of bijpassen, of ik was weg. Hij moest eens durven weigeren! Maar hij weigerde niet: "Of course, of course", zuchtte zijn stem vanuit het verre Athene. Poehoe. Viel dat even mee. En nu Jan, de Hollandse reisleider van SolAir die me in Athene wegwijs had gemaakt. Hij was ondertussen naar Kreta verhuisd. Hoe zat het nou eigenlijk met die groep van hem die de Kreta-tour deed? Die zou zich toch bij onze groep aansluiten voor de laatste dagen? Hij hielp me snel uit de droom: "Er is helemaal geen groep hier." O. Ik was er al die tijd van uitgegaan van wel. En mijn gasten ook. Sterker nog, sommige van mijn gasten hadden op dit moment een sterke behoefte om in de zachte armen van een groep terug te vallen. Dat zou dan nog een moeilijk potje uitleggen worden. "Niets tegen ze zeggen", zei Jan. "Ik vertel het ze wel als jullie hier zijn." Mij goed. Ik probeerde hem nog duidelijk te maken dat hij een flink transit-busje voor deze groep zou moeten huren, maar het leek wel alsof hij me niet wilde horen. Het spookbeeld van een Nissan 4-wheel-drive kwam angstwekkend snel naderbij.
Toen was er de nachtboot, of liever, het gebrek daaraan. Afvaartijd middernacht. We waren keurig per taxi afgezet in het haventje. Het werd half twaalf, twaalf uur en nog geen boot in zicht. "Dit kopje koffie krijgt u van SolAir", zei ik om de gespannen stilte te doorbreken. Maar het hielp niet. Kamerlings verhalenstroom was opgedroogd – hij had misschien zelf ook ontdekt dat hij in herhalingen viel. Kollens zat met rode koontjes uitgeput te zijn na haar avonturen op de vulkaan. Hèt moment voor Siène om los te barsten.
"Hoe is het nou toch mogelijk dat deze reis zoveel duurder is dan die van vorig jaar?" Daar kwam het verhaal van die fijne hotels, die goede bediening, die professionele gidsen... Ik liet haar maar praten en checkte mijn ticket: B-klasse, goed voor vier slaapplaatsen, heren en dames gescheiden, zoals de agent zo netjes voor me geregeld had.
Was dat maar waar. Toen ik in de chaos van het aan boord gaan (de trappen op met zowel mijn eigen als Siène's bagage) de ticket aan de purser liet zien, bracht deze me mee naar een vierpersoonshut. "Alstublieft!" Toen wist ik dat ik ging flippen: "Sorry", knarste ik, "deze ticket is bedoeld voor gescheiden kamers. We willen niet met zijn allen op één kamer." Ik vroeg ze even te wachten en ging op hoge poten naar de hoofdpurser. Deze zag me aankomen en deed net of hij het druk had met 1001 dingen tegelijk. Hij liet me wachten. Expres. Nu, op dit allerurgentste moment. Ik hield het niet meer: "Kijk dan naar de ticket, man. Is dit voor één hut?" Plotseling had hij tijd voor me. Hij keek naar de ticket en zei: "Dit is B-klasse. Four persons, one hut." "Maar toch niet gemengd? Er staan 100 hutten leeg!" Antwoord kwam er niet. Ik borrelde en kookte. Aan wie het ook lag, dit nooit en nooit meer. Het is mooi geweest. Dit is mijn laatste tour. Hier, op deze deinende nachtboot, midden op de donkere Egeïsche Zee, ver weg van alles en iedereen waar ik op dat moment behoefte aan had, besloot ik dat het afgelopen was met mijn carrière als SolAir-reisleider.

Uiteindelijk kregen we die twee tweepersoons hutten. Eén voor de vrouwen en één voor de mannen. Maar daar wilde Siène niet aan. En dus sliep ik die nacht in de bovenkooi bij Kollens, wat haar in haar zoveelste lachbui deed belanden. Het maakte allemaal niet meer uit. Nog een paar dagen Kreta, en dan zou het mijn beurt zijn om een ontslagbrief te schrijven.
Dat was niet eens nodig. Bij terugkomst in Athene hing Mangas direct aan de telefoon om me te vertellen dat er voorlopig geen SolAir-tours meer zouden plaatsvinden. Het zomerseizoen was begonnen, en ook daarna was er niets zeker. Met een mengeling van ironie en gelatenheid luisterde ik hoe hij voor deze gelegenheid zijn vastbesloten stem had opgezet. “New Management Directive: No work? Fired!” Mangas was ondertussen een specialist geworden in het mij ontslaan. Hij deed het ook nog als ik zelf van plan was ontslag te nemen.
Drie maanden later liet hij het over aan een assistent om toch nog eens naar mij te hengelen. Het was eind september en er stonden nieuwe Solair tours voor de deur. En dus ging de telefoon. Mijn vriendin kom hem vertellen dat ik ondertussen ander werk gevonden had.

En zo was het ook. Ik was reisleider geworden op het eiland Chios.


***********

Benieuwd naar de verdere belevenissen op Chios? Lees hier verder


Powered by Blogger